VRAAGSTUKKEN BIJ OVERDRACHT BINNEN DE FAMILIE

Neem contact op

Vraagstuk 1:

Het familielandgoed verkeert in een impasse: door onkunde, argwaan en uitstelgedrag worden geen besluiten genomen, uiteenvallen van het geheel dreigt. Hoe krijgen we de neuzen weer één kant op en tempo in (goede) besluitvorming? Of moet de boel, om deze bijeen te houden, verkocht worden? Maar onder welke aan ( de persoon van) de koper te stellen condities dan?

Vraagstuk 2:

Hoe borg je dat het familiehuis in de familie kan blijven, ook straks voor alle kleinkinderen, welke regels moet je stellen en waarin leg je die vast? En moet je dan de eigendom en de zeggenschap niet verantwoord scheiden?

Vraagstuk 3:

Een familielid/aandeelhouder wil zijn aandeel verkopen. Hoe te regelen? Welke prijsbepaling geldt?

Vraagstuk 4:

Hoe houden we de verdere familie erbij betrokken, nu deze niet (langer) met aandelen of bestuursfuncties meedoet? Als certificaathouder, maar ook als enkel (nu nog betrokken) familielid?

Vraagstuk 5:

Het familiebedrijf gaat bij voorkeur naar de zoon, maar wordt de dochter voldoende gecompenseerd en hoe te handelen indien dat onbetaalbaar blijkt? Kan dan de eigendom (voor beiden) werkbaar gescheiden worden van de zeggenschap (door de zoon)?

Vraagstuk 6:

Het is wel duidelijk binnen de familie wie volgens vader zal gaan opvolgen, maar buiten is men daar heel kritisch over. In hoeverre moet daarmee rekening gehouden worden en hoe?

Vraagstuk 7:

Eén der kinderen is het beu en wil via de rechtbank scheiding en deling van de onverdeelde boedel, waarin het gemeenschappelijk bezit zich bevindt. Dat wordt een langdurig, emotioneel zwaar en kostbaar verhaal en luidt dan meteen het einde in van het bezit in de familie: alleen verkoop resteert dan, niemand is in staat tot deze uitkoop. Is dat nog te voorkomen?

Vraagstuk 8:

Om het landgoed in een Stichting te stoppen is geen optie: in financiële nood van de familie(leden) moet het verkocht kunnen worden om vorderingen mee te voldoen. Maar hoe gaat het beheer dan duurzaam gevoerd worden? En door wie? Kan dat van de opbrengsten wel betaald worden?

Vraagstuk 9:

De oude oom wil niet meewerken aan de plannen van de jonge neven en nichten, ook al heeft hij zelf geen nageslacht dat interesse toont in behoud en beheer van het gedeelde goed noch verkoopplannen. Wat te doen om hem mee te krijgen?