Wanneer is voor opzegging van distributieovereenkomst een voldoende zwaarwegende grond vereist?
Op 28 oktober 2011 heeft de Hoge Raad het arrest Gemeente/SNU & Stedin gewezen.[1] Hieruit is een nieuwe hoofdregel voor de opzegging van duurovereenkomsten voortgekomen: een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is in beginsel opzegbaar. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen echter in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst naar omstandigheden meebrengen dat desondanks een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging nodig is. Een voorbeeld van een dergelijke grond is een handelsrelatie die ruim een eeuw heeft geduurd (zie het arrest Latour/De Bruijn).[2]
In een recente kort gedingprocedure is de hoofdregel toegepast.[3] Mestproducent en –verkoper Fillvision werd geconfronteerd met een wijziging van de Opiumwet van 1 maart 2015. Fillvision stopte de verkoop van meststofproducten om risico op strafvervolging te voorkomen. Een afnemer van hem heeft daarop nakoming van de overeenkomst gevorderd.
De voorzieningenrechter overweegt dat duurovereenkomsten in beginsel opzegbaar zijn. De afnemer gaat er volgens hem ten onrechte van uit dat Fillvision een voldoende zwaarwegende grond voor de opzegging van de overeenkomst moet aantonen. De voorzieningenrechter overweegt dat de afnemer is die dit zou moeten bewijzen. De partij die stelt dat opzegging niet mogelijk is zonder zwaarwegende grond heeft immers deze ‘argumentatielast’, zo is bepaald in Gemeente/SNU en Stedin. De voorzieningenrechter volgt met deze overwegingen de heldere lijn van de Hoge Raad.
De voorzieningenrechter is het eens met de stelling van Fillvision dat zij geen langere opzegtermijn in acht had hoeven nemen. Het risico voor strafvervolging was te groot. Bovendien was de wetswijziging voorzienbaar voor de afnemer. Ook heeft Fillvision de beslissing om haar verkoopactiviteiten te staken niet lichtvaardig genomen. De overwegingen van de rechtbank doen vermoeden dat Fillvision zo nodig een zwaarwegende grond voor opzegging zou hebben gehad. Daarom had zij hoe dan ook de overeenkomst kunnen opzeggen. Wellicht draagt de zaak van Fillvision daarmee bij aan de invulling van het begrip van de ‘voldoende zwaarwegende grond’.
ECLI:NL:RBMNE:2015:5246 (datum publicatie: 15-07-2015)
[1] HR 28 oktober 2011, LJN BQ9854, NJ 2012/685
[2] HR 3 december 1999, C98/156HR, NJ 2000/120
[3] Rb. Midden-Nederland 14 juli 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:5246