Het verschil tussen een bemiddelingsovereenkomst en een agentuurovereenkomst
Aan de rechtbank Rotterdam werd vorig jaar de vraag ter beoordeling voorgelegd of een handelsrelatie kwalificeerde als een agentuurovereenkomst of als een bemiddelingsovereenkomst naar Nederlands recht.1
Partijen in het geschil waren in het verleden met elkaar in contact getreden met als doel een agentuurovereenkomst aan te gaan. Een contract was echter nooit ondertekend.
De rechtbank moest derhalve aan de hand van de feitelijke wijze van samenwerking nagaan of deze daadwerkelijk kwalificeerde als een agentuurovereenkomst of niet. De rechtbank oordeelde om de navolgende redenen dat dit niet het geval was .
Voor een agentuur overeenkomst is vereist dat de ene partij (de principaal) de andere partij (de handelsagent) opdraagt om voor een bepaalde of voor onbepaald tijd tegen beloning te bemiddelen bij de totstandkoming van overeenkomsten tussen de principaal en opdrachtgevers zonder aan de principaal ondergeschikt te zijn.2
Het vereiste dat een agentuurovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde of onbepaalde tijd impliceert, zo overwoog de rechtbank, dat sprake is van een zogenaamde duurovereenkomst. Daarmee wordt bedoeld een bestendige en op duurzaamheid gerichte relatie, door de rechtbank aangeduid als ‘vaste betrekking’..
Bij een bemiddelingsovereenkomst3 is er daarentegen sprake van ‘een of meer op zichzelf staande opdrachten ten behoeve van bepaalde transacties’. Een bemiddelingsovereenkomst heeft hiermee een meer incidenteel karakter dan de agentuur overeenkomst en behoeft daarom ook niet te worden aangegaan voor een bepaalde of onbepaalde tijd. De bemiddelingsovereenkomst kan bestaan uit één specifieke opdracht ten behoeve van de totstandkoming van één specifieke transactie, maar ook uit een serie aan afzonderlijke losse opdrachten.
Het gebrek aan een vaste betrekking als element van de samenwerking tussen partijen , het enige wezenlijke verschil tussen een agentuur- en een bemiddelingsovereenkomst volgens de rechtbank, leidde ertoe dat de overeenkomst niet werd aangemerkt als een agentuur.
De juridische relevantie van dit oordeel was onder meer dat daarmee de veelal dwingendrechtelijke en de handelsagent beschermende wettelijke bepalingen van Nederlands recht niet op de samenwerking tussen partijen van toepassing waren.
[1] Rechtbank Rotterdam, 05-04-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:3893
[2] Artikel 7:428 lid 1 BW
[3] Artikel7:425 BW