Schadevergoeding bij onregelmatige opzegging distributieovereenkomst
Een distributieovereenkomst voor onbepaalde tijd die niet voorziet in een regeling van de opzegging, is naar Nederlands recht in beginsel opzegbaar.
Een partij die een dergelijke distributieovereenkomst wil opzeggen behoort daarbij krachtens artikel 6: 248 BW een redelijke termijn in acht te nemen om de opgezegde partij de tijd en gelegenheid te geven zich hierop in te stellen. Bij het bepalen van de lengte van de opzegtermijn moeten de wederzijdse belangen van beide partijen te worden afgewogen.
Wanneer de verplichting tot het inachtnemen van een redelijke opzegtermijn niet wordt nageleefd, is sprake van een onregelmatige opzegging. De opgezegde partij heeft in dat geval de keus om de nietigheid van de opzegging in te roepen en nakoming van de distributieovereenkomst te vorderen of om vergoeding van schade te vorderen voor de periode dat de distributieovereenkomst bij regelmatige opzegging nog had behoren voort te duren.
Ten aanzien van de schade die voor vergoeding in aanmerking komt indien niet voor nakoming maar voor het vorderen van schadevergoeding wordt gekozen, heeft de rechtbank Midden – Nederland in februari 2015 een interessant vonnis gewezen. Diverse aspecten van mogelijke schadeposten komen in het vonnis aan bod zoals gederfde winst, goodwill, onverkoopbare voorraden etc.
Daarnaast werd in het vonnis ook de vraag beantwoord of en in hoeverre verrekening van voordeel behoorde plaats te vinden in verband met het feit dat de opgezegde distributeur er in was geslaagd om na de opzegging de distributierechten te verwerven van een ander vergelijkbaar product van een andere leverancier.
De rechtbank overwoog hierover dat de opgezegde distributeur schade had geleden door de onregelmatige opzegging van de distributieovereenkomst door de leverancier, en voordeel had gerealiseerd door winst te realiseren in het kader van nadien, als gevolg van haar eigen inspanningen, gesloten nieuwe distributieovereenkomsten met andere leveranciers. Die schade en dat voordeel vloeien, zo oordeelde de Rechtbank, niet voort uit “een zelfde gebeurtenis” in de zin van artikel 6: 100 BW. Dat wetsartikel bepaalt dat wanneer een zelfde gebeurtenis voor de benadeelde naast schade ook voordeel heeft opgeleverd, met dat voordeel, voor zover dat redelijk is, rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de te vergoeden schade.
Slaagt een opgezegde distributeur er in om na de onregelmatige opzegging distributierechten te verwerven voor andere (concurrerende) producten, dan heeft dit naar het oordeel van de rechtbank dus geen matigende werking op de hoogte van de schade die als gevolg van de onregelmatige opzegging voor vergoeding in aanmerking komt.