Valt exclusieve of selectieve distributie ook onder de (aankomende) franchisewet?
Op 30 april 2020 verscheen een artikel in het Nederlands Juristenblad (NJB) van de hand van Tessa de Mönnink (Partner bij Parker Advocaten te Amsterdam) en Jaap van Till in verband met het op 11 februari 2020 door Staatssecretaris M.C.G. Keijzer van EZ aan de Tweede Kamer aangeboden wetsvoorstel franchise. Meer specifiek wordt in dat artikel ingegaan op de afbakening en reikwijdte van het begrip ‘franchiseovereenkomst’ zoals gedefinieerd in dat wetsvoorstel naar aanleiding van de ruime interpretatie die door de branche- en belangenorganisatie BOVAG wordt gepropageerd.
In het artikel wordt het begrip ‘franchise’ in Nederlands- en Europees-rechtelijk juridisch perspectief geplaatst en vervolgens wordt aan de hand daarvan geanalyseerd of deze ruime interpretatie nuancering behoeft.
De schrijvers concluderen dat op basis van de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie, de groepsvrijstelling verticale overeenkomsten en het wetsvoorstel, de stelling dat (exclusieve en selectieve) distributieovereenkomsten als franchiseovereenkomst kwalificeren niet goed houdbaar lijkt.