De Agentuurovereenkomst en de klantenvergoeding van artikel 7:442 BW
De agentuurovereenkomst
De Nederlandse wet kent een specifieke regeling van de agentuurovereenkomst. Deze is vastgelegd in de artikelen 7:428 e.v. BW. De regeling is voor het laatst in 1989 herzien ter aanpassing aan de EEG-richtlijn inzake zelfstandige handelsagenten. In 1995 zijn de bepalingen met betrekking tot de agentuurovereenkomst verplaatst naar afdeling 5 van Titel 7 Boek 7 BW.
Een aantal bepalingen is evenwel neergelegd in de afdeling 1 (overeenkomst van opdracht) en de afdeling 3 (bemiddelingsovereenkomst) van diezelfde Titel. De agentuurovereenkomst is immers een ‘species’ van de overeenkomst van opdracht. Dat brengt mee dat de algemene bepalingen inzake de overeenkomst van opdracht en de bemiddelingsopdracht van toepassing zijn op de regeling inzake de agentuurovereenkomst voor zover in die regeling geen sprake is van afwijkende bepalingen.
De definitie van de agentuurovereenkomst is vastgelegd in artikel 7:428 BW en luidt als volgt:
“De agentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de principaal, aan de andere partij, de handelsagent, opdraagt, en deze zich verbindt, voor een bepaalde of onbepaalde tijd en tegen beloning bij de totstandkoming van overeenkomsten bemiddeling te verlenen, en deze eventueel op naam en voor rekening van de principaal te sluiten zonder aan deze ondergeschikt te zijn.”
De klantenvergoeding
In artikel 7:442 BW is vastgelegd dat de handelsagent bij het einde van de agentuurovereenkomst recht heeft op een vergoeding, klantenvergoeding, voor zover aan bepaalde vereisten is voldaan. De vergoeding wordt in de praktijk ook vaak aangeduid als ‘goodwillvergoeding’.
Vereisten
De vereisten voor het ontstaan van het recht van een handelsagent op een klantenvergoeding zijn vastgelegd in artikel 7:442 lid 1 sub a BW. Die vereisten zijn dat (i) de handelsagent nieuwe klanten heeft aangebracht of de overeenkomsten met bestaande klanten aanmerkelijk heeft uitgebreid en (ii) de overeenkomsten met deze klanten de principaal nog aanzienlijke voordelen opleveren.
Voor wat betreft de eventuele aanmerkelijke uitbreiding van de overeenkomsten met bestaande klanten geldt in de regel dat daarvan kan worden gesproken als tijdens de looptijd van de agentuurovereenkomst een omzetuitbreiding van 50% of meer is gerealiseerd met die bestaande klanten. Dergelijke klanten worden in de rechtspraktijk ook wel aangeduid als ‘geïntensiveerde klanten’.
Voor wat betreft het tweede vereiste van de aanzienlijke voordelen geldt krachtens de rechtspraak van de Hoge Raad dat dat de handelsagent aannemelijk moet maken dat de principaal van de door hem aangebrachte klanten, en/of van de geïntensiveerde klanten, nog in relevante mate nieuwe transacties kan verwachten.
Is aan beide vereisten voldaan, dan is daarmee in beginsel het recht op de klantenvergoeding gegeven en dient vervolgens de hoogte daarvan te worden vastgesteld. Aan die methode van berekening zal in een volgend artikel aandacht worden geschonken.
Voor advies en ondersteuning op het gebied van agentuurovereenkomsten kunt u contact opnemen met Jaap van Till, Partner bij Loyal en specialist op dit rechtsgebied.