Familie en bezit: dienen van dynastieke belangen bij overdracht via inbreng in stichting of vennootschap

 

Simon Fokke, Karel V draagt de regering van Nederland over aan zijn zoon Filips II (detail), c. 1722-1784, ets, Rijksmuseum (Amsterdam)

Het bijeenhouden van familiebezit en het borgen van de relatie met de familie(naam) kunnen motieven zijn om de vererving anders dan naar proportie in te vullen. Er bestaan verschillende manieren om een dergelijke, alternatieve verdeling juridisch te regelen. In twee voorgaande Familie en bezit-blogs besprak ik globaal de verschillende mogelijkheden en ben ik dieper ingegaan op de mogelijkheid van overdracht per legaat. Dit blog is de laatste blog binnen dit thema en ziet op de mogelijkheid van overdracht via  inbreng in een stichting respectievelijk in een vennootschap. Per mogelijkheid zal ik de verschillende voor- en nadelen op een rij zetten.  

 

Via inbreng in een stichting

Door het familiebezit onder te brengen in een stichting wordt het bezit in feite ondergebracht in een externe rechtspersoon. Zowel in naam als in de statuten kan er echter een koppeling gemaakt worden naar de familie en de familie kan zelf de stichting besturen. Men moet er wel op bedacht zijn dat het feitelijke eigendom van het familiebezit uit de familie verdwijnt.

Deze inbreng kent een aantal voordelen. Ten eerste heeft men zekerheid dat het familiebezit bijeen wordt gehouden – onafhankelijk van de eventuele nukken van een incompetente of autoritaire oudste zoon. Daarnaast hoeft er geen erf- of schenkingsbelasting te worden voldaan bij inbreng (en verder) in het geval van een stichting met ANBI-status. Ten slotte is het via een heldere bruikleenovereenkomst met de stichting goed mogelijk om te regelen dat bijvoorbeeld de familieportretten thuis blijven hangen.

Tegenover deze voordelen staat een aantal (potentiële) nadelen:

  • De oudste zoon is dan mogelijk niet (toereikend) gemotiveerd om al zijn tijd te steken in het beheren en onderhouden van het familiebezit, nu het niet “van hemzelf” is (de “dode hand”);
  • De motivatie kan ook verdwijnen indien de bestuursstructuur niet gunstig voor de aangewezen opvolger uitpakt, bijvoorbeeld omdat er te veel meepraters en -kijkers zijn;
  • Het onderhouden van een stichting vergt aanzienlijke tijdsinspanning en kosten van oprichten en instandhouding, waarbij gedacht moet worden aan het opstellen van jaarverslagen, het doen van aangifte, het regelen van een accountantsverklaring, het regelen (en honoreren) van toezicht en in het geval van een ANBI: het maken en onderhouden van een website;
  • Wanneer het geld opraakt is het al heel snel einde oefening en dient de stichting (op kostbare wijze) geliquideerd te worden;
  • Het uitkeringsverbod en de starheid van het format leiden er – naar de ervaring leert – veelal toe dat al na enkele generaties zaken verkeerd lopen en onenigheden ontstaan;
  • Het is lastig om de ANBI-status (die de fiscale voordelen met zich meebrengt) te verkrijgen indien de doelstelling van de stichting met name is gericht op familiebelang. Een alternatief kan mogelijk zijn de zgn. SBI-status te verkrijgen, mits dat past met de sociale doelen van de stichting. Eventueel kan inbreng in een museum overwogen worden, maar dan ben je – hoewel je dan wel enige wensen kunt door laten voeren – grotendeels de controle kwijt. Dat laatste geldt ook voor het inbrengen van de stichting (al dan niet via een fusie) bij grotere fondsen, zoals (afhankelijk van het doel van de stichting) het Prins Bernhard Cultuur Fonds. Tot slot is – wederom onder het stellen van enkele condities – schenken aan de staat (ter vermijding van belasting over het overige) een – zij het heel “dunne” – wijze van behoud van het “familie-merk”.

 

Per inbreng in een vennootschap

Naast de eerdergenoemde manieren om familiebezit bijeen te houden en fragmentatie tegen te gaan, te weten overdracht per legaat en de inbreng in een stichting, kan inbreng in een vennootschap worden genoemd. Inbreng in een vennootschap kan bijvoorbeeld een goede uitkomst bieden indien niet één kind de gehele eigendom dient te krijgen (bijvoorbeeld omdat dit vanwege de overbedeling niet mogelijk is), maar deze toch wel de motor achter en het gezicht voor het beheer van de (grotere) zaken dient te zijn. Het familiebezit kan worden ingebracht in een vennootschap waarvan één kind de directie vormt en naast hem ook de anderen aandeelhouders zijn. In dat geval dienen tussen het bestuur en de aandeelhouders goede en heldere afspraken gemaakt te worden.

Wanneer een landgoed wordt ondergebracht in een besloten vennootschap bestaat in bepaalde gevallen de mogelijkheid om het landgoed te laten rangschikken onder de Natuurschoonwet (NSW), zodat er aanspraak kan worden gemaakt op bepaalde fiscale vrijstelling. Het onderbrengen van een familiebedrijf in een bv kent op haar beurt een vrijstelling van de erf- of schenkingsbelasting wanneer de Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) van toepassing is. Afgezien van dit onderscheid komen de voor- en nadelen voor de  NSW Landgoed bv en het familiebedrijf grotendeels overeen, zodat ik deze gezamenlijk behandel.

Het onderbrengen van een familielandgoed of -bedrijf in een vennootschap heeft de volgende voordelen:

  • Er hoeft geen erf- of schenkingsbelasting te worden voldaan bij inbreng (en verder), indien en voor zover BOR en/of NSW van toepassing is;
  • Via bestuursafspraken (Governance) kan men de band met de (oudste zoon van de) familie en anderzijds de kwaliteitseisen voor goed bestuur (trachten te) regelen;
  • Alle erfgenamen komen desgewenst qua eigendom en dividend (als dat al ooit wordt uitgekeerd) gelijkelijk aan bod.

Het onderbrengen in een vennootschap kan daarentegen als nadeel hebben dat het aangewezen kind mogelijk niet (toereikend) gemotiveerd is om al zijn tijd te steken in het beheren en onderhouden van het familiebezit, nu het niet “van hemzelf” is – aangenomen dat dit nodig is omdat de pot ontoereikend is een (betaalde) rentmeester (ingeval van een landgoed bv) of externe directeur (ingeval van een familiebedrijf) aan te stellen. Bovendien kan de motivatie verdwijnen indien de bestuursstructuur niet gunstig uitpakt voor de aangewezen opvolger, in die zin dat er te veel meepraters en -kijkers zijn.

 

Combinaties

Uiteraard is een combinatie mogelijk, met name indien sommige zaken een veel grotere waarde hebben dan andere. Zo kan bijvoorbeeld een landgoed in een Landgoed bv ondergebracht worden, gaan de juwelen en portretten in een stichting en worden de Heerlijke rechten gelegateerd.

Ook kan – ter vermijding van onderbedeling – een onderscheid aangebracht worden tussen eigendom en zeggenschap, zodat bijvoorbeeld de eigendom bij allen en de besluitmacht/zeggenschap bij een (de oudste zoon?) of enkelen komt. Met name bij de Landgoed bv en het familiebedrijf komt dat veel voor. Vaak geschiedt dat door inbreng van de (stemgerechtigde) aandelen in een stichting (STAK) tegen uitgifte van certificaten (de “dividendgerechtigde aandelen”) aan de familieleden/erfgenamen.

 

Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de laatste blog over dynastieke belangen en de mogelijkheden om juridisch invulling te geven aan de veelvoorkomende wens om de vererving anders dan naar proportie in te willen vullen. Enkele voorbeelden van dit soort successiewensen kunt u hier vinden.

Veel succes en indien ik, Jeroen van Wassenaer, u kan helpen met advies over de keuze en inrichting van overdrachtsvormen: graag!